Belediging in de uitoefening van zijn bediening alleen als verbalisant echt aan het werk is als politieagent

In HR 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2394 heeft de Hoge Raad nog eens bevestigd dat voor de bewezenverklaring van de strafverzwarende omstandigheid ‘in de uitoefening van zijn bediening’ ook bewezen moet worden dat de verbalisant op dat moment werkzaam als als politieagent:
Kortom: Bij een belediging van een ambtenaar in functie gaat het erom of er ook daadwerkelijk sprake is van een politie-activiteit.

Art. 267 Sr houdt in dat de in art. 266, eerste lid, Sr – een klachtmisdrijf – op eenvoudige belediging gestelde gevangenisstraf van drie maanden met een derde kan worden verhoogd indien de belediging wordt aangedaan aan “een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening”. Aldus heeft de wetgever tot uitdrukking gebracht dat die strafverhoging uitsluitend in aanmerking komt indien tussen de belediging en de uitoefening van de bediening een temporeel verband bestaat dan wel de belediging met betrekking tot de uitoefening van de bediening is gedaan. Voormelde relatie moet betrekking hebben niet op de enkele hoedanigheid van de ambtenaar maar op de uitoefening van zijn bediening. ’s Hofs kennelijke oordeel dat sprake is van een belediging van een ambtenaar “ter zake van” de rechtmatige uitoefening van de bediening op de enkele grond dat de ambtenaar wordt beledigd “in zijn hoedanigheid van politieambtenaar” – dus ook indien bedoelde relatie ontbreekt – geeft derhalve blijk van een onjuiste uitleg van art. 267 Sr.

< Terug naar Meer informatie 'belediging'
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden