Strafbare belediging

Artikel 266 Sr stelt eenvoudige belediging strafbaar. Qua strafmaat is het één der lichtste misdrijven van het Tweede Boek van het WvSr.

Anders dan art. 261 Sr, dat de strafbare gedraging tamelijk nauwkeurig omschrijft (hij die opzettelijk iemands eer of goede naam aanrandt, door telastelegging van een bepaald feit met het kennelijke doel van ruchtbaarheid), geeft art. 266 Sr enkele wijzen van ’eenvoudige
belediging’ aan. Door de veelvoud aan beledigingswijzen heeft het delict volgens Van Bemmelen/Van Veen het karakter van een ’vergaarbak’.2 Deze vergaarbak laat zich als volgt ontleden: strafbaar is opzettelijke eenvoudige belediging
(a) hetzij aangedaan in het openbaar (i) mondeling, (ii) bij geschrift of (iii) afbeelding;
(b) hetzij aangedaan aan iemand in zijn tegenwoordigheid (i) mondeling of (ii) door
feitelijkhe den;
(c) hetzij aangedaan door toegezonden of aangeboden (i) geschrift of (ii) afbeelding.

Dit boek bevat een kader voor de beoordeling van beledigingszaken.
In paragraaf 11.2 bespreek ik, mede aan de hand van de rechtspraak inzake art. 266 lid 1 Sr, het vereiste van het opzettelijk beledigend karakter. De positie van het delict eenvoudige belediging ten opzichte van smaad komt in paragraaf 11.3 aan bod. Het slachtofferschap van eenvoudige belediging is het onderwerp van paragraaf 11.4, terwijl in paragraaf 11.5 de overige  bestanddelen van art. 266 Sr besproken worden. Tenslotte komen in paragraaf 11.6 enkele aspecten van aan de eenvoudige belediging verwante bepalingen uit lagere regelgeving aan de orde.

Strafbare belediging

 

< Terug naar Meer informatie 'belediging'
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden